Laselektrode diktes: Welke diameter kies je voor welke plaatdikte?
Welke diameter laselektrode kies je voor welke plaatdikte?
Hoe kies je de juiste laselektrode?
De belangrijkste factoren bij het kiezen van een laselektrode zijn:
Plaatdikte: Dikkere platen vereisen een grotere elektrode om voldoende smeltbad en doorlassing te krijgen.
Laspositie: In verticale of bovenliggende posities werken kleinere elektroden vaak beter vanwege de betere beheersbaarheid.
Lasstroom: Elke elektrode-diameter heeft een aanbevolen stroomsterkte voor een optimaal smeltgedrag.
Materiaalsoort: Sommige staalsoorten vereisen speciale elektroden voor een goede hechting en sterkte.
Tabel: Aanbevolen elektrode-diktes per plaatdikte
Onderstaande tabel geeft een overzicht van de meest gebruikte elektrode-diktes en de bijbehorende aanbevolen plaatdiktes:
Plaatdikte (mm) | Elektrode-diameter (mm) | Lasstroom (A) |
1,5 – 2 | 1,6 – 2,0 | 25 – 50 |
2 – 3 | 2,0 – 2,5 | 40 – 80 |
3 – 5 | 2,5 – 3,2 | 60 – 100 |
5 – 8 | 3,2 – 4,0 | 90 – 160 |
8 – 12 | 4,0 – 5,0 | 140 – 220 |
12+ | 5,0 – 6,0 | 180 – 280 |
Tips voor het lassen met verschillende elektrode-diktes
Dunne platen: Gebruik kleine elektroden (1,6 – 2,5 mm) en las met lage stroom om doorbranding te voorkomen.
Dikke platen: Begin met een voorlas met een kleinere elektrode en las vervolgens af met een dikkere elektrode voor sterkte en doorlassing.
Lasposities: In verticale en bovenhandse posities kun je beter een kleinere elektrode gebruiken om te voorkomen dat het smeltbad te groot wordt.
Met deze richtlijnen kun je de juiste elektrode kiezen voor jouw laswerk en zorgen voor sterke, kwalitatieve lassen. Veel succes met lassen!